Ik kon helemaal niet spreken, ik vond dat wel raar maar op dit moment dacht ik er niet over na. Ik weet wel dat ik nog op het intensieve lag en ik had dorst. De verpleegsters konden mij niet verstaan en een van de verpleegster zei : kan jij dat op schrijven? Ik zei met een brede lach dat dat geen probleem was en ik schreef zo maar wat op maar de verpleegsters konden daar niet aan uit. Uiteindelijk heb ik dat duidelijk kunnen maken maar de link was nog altijd het gevallen hoe erg het met jij gesteld was.
Na 10 dagen werd ik verhuisd naar een gewone kamer. Mijn ouders, mijn schoonouders en Eddy kwamen zo vaak mogelijk op bezoek. Mijn vader kwam elke middag mijn maal snijden, daarnaar kwam er een van mijn schoonouders, daarna mijn moeder en ’s avonds mijn man. Er kwamen vele vrienden, vriendinnen, familie en kennissen. Iedereen wist wel dat het ernstig was maar ik wist dat nog altijd niet, ik dacht dat ik nog genezen zou werden.
In de week kreeg ik van Jan, de logopedist les. Ik kreeg vanaf mijn opname in het ziekenhuis therapie en heb 20 jaar therapie gevolgd bij hem. In het begin kon ik er niets van maar op een keer kon ik “water” zeggen en ik weet dat Jan toen tegen mij zegde : jij kan al de helft van de woorden zeggen. Ik pakte dat weer anders op want ik dacht toen ik dan vlug terug als vroeger kon spreken. Misschien was het voor mij niet slecht dat ik niet wist dat ik een hersenletsel had. Ik wilde echt vooruit. Ik heb twee maanden in het ziekenhuis geweest en ik heb wel eens een paar keren geweend maar telkens raapte ik de moed weer bij mekaar.
Voor ik uiteindelijk naar huis mocht, had ik al twee weekeinde bij mijn ouders thuis geweest. Ik weet nog heel goed dat ik heel blij was en ik huilde van ontroering. Uiteindelijk hadden mijn ouders en Eddy besloten dat in het beste bij mijn ouders ging wonen. We hadden wel een huurhuis maar voorlopig gingen we er niet naar toe maar we hielden het wel.
De dokter had ook verteld dat men best een groep vrijwilligers zocht om met mij te praten om zo nog beter te genezen. Veertien mensen waren bereid om mij les te geven. Ieder op zijn eigen manier probeerden ze iets te bereiken. Ze leerden mij bijvoorbeeld terug de kleuren. Ik zal altijd zeer dankbaar zijn, ik weet dat ik zonder jullie hulp nooit zo ver geraakt zou zijn.
Ik had een goed gevuld programma: in de voormiddag kwam er iemand spreken, in de namiddag ging ik naar de kinesist en logopedist en ’s avonds kwam er nog iemand anders spreken. Ik had geen tijd om lang te dubben en dat was misschien het beste. Ik gaf ook nooit de moed op. Natuurlijk had ik ook wel eens een slechte dag maar dat was, denk ik, normaal. Twee jaar zijn die mensen elke dag langsgekomen. Daarna heb ik zelf gezegd dat ik ermee wou stoppen. Deels omdat ik toch nooit helemaal de oude als vroeger werd en een tweede punt is dat je niet eeuwig door kunt gaan . Maar ik kan er niet genoeg opdrukken dat ik nooit zo ver gestaan had.
Elke dinsdagavond ging ik nog naar een andere kinesist, Eric. Hij gaf mij altijd veel moed en daarom ging ik er zo graag naar toe. Hij zei tegen mij dat ik in de zomer vier kilometer zou wandelen en inderdaad was dat zo.
Een maand na het ongeval kreeg ik ’s morgens toen ik naar de badkamer ging een raar gevoel en ik verloor mijn bewustzijn. Mijn broer vond mij en riep gauw mijn ouders en we moesten tegen naar het ziekenhuis. Ik moest weer onder de EEG en de dokter zei dat de storingen er nog altijd waren in mijn hersenen en daarom kreeg ik een medicament. Tot op vandaag moet ik dat nemen.